Algemeen
(* boa constrictor imperator zal ik in onderstaande benoemen als B.C.I.)
- Klasse: Reptilia (Reptielen)
- Orde: Squamata (Schub reptielen)
- Onderorde: Serpentes (Slangen)
- Familie: Boidae (boa’s en Pythons)
- Onderfamilie: Boinae (boa’s)
- Soort: Boa constrictor
- Ondersoort: Boa constrictor imperator
- Wetenschappelijke naam: boa constrictor imperator
- Nederlandse naam: Boa constrictor / afgodsslang
- De boa constrictor is weliswaar een van de bekendste soorten wurgslangen.
- Herkomst: Midden en Zuid- Amerika,
- Biotoop (leefomgeving) : tropisch regenwoud
- Boa’s komen uit een tropische omgeving, dat wil zeggen dat de luchtvochtigheid overdag tussen de 60 – 85 % moet zijn. Het is dan ook van belang om regelmatig het terrarium te besproeien. Met name tijdens de periode dat de B.C.I. moet vervellen is het van belang om de luchtvochtigheid goed te houden om ervoor te zorgen dat de slang goed zal vervellen.
- Lengte:
- Een B.C.I. kan een lengte bereiken van zo’n 2,5 meter. Een vrouw wordt over het algemeen groter en forser dan een man.
- Leeftijd:
- In gevangenschap zullen B.C.I.’s niet ouder worden dan 25 a 30 jaar.
- Gedrag:
- B.C.I.’s zijn over het algemeen rustige dieren en liggen veelal overdag onder de spot of bij de warmtemat. In de avond zullen ze actiever worden. B.C.I.’s zijn schemer- en nachtactieve dieren. Dit is tevens te zien aan hun ellipsvormige pupil. B.C.I.’s zijn over het algemeen goed tam te krijgen door de slang met regelmaat te hanteren.Ze zullen niet snel bijten vanuit agressie. Zij zullen altijd proberen om weg te komen van gevaar/dreiging. Wanneer dit niet lukt dan zullen ze meestal eerst blazen en vervolgens uithalen. Ze bijten en laten dan direct los. Natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen.B.C.I.’s kunnen erg slecht zien en moeten het met name hebben van geuren en van hun warmtereceptoren. Was je handen dan ook altijd voordat je een B.C.I. hanteert zodat hij/zij je niet aanziet voor een prooidier. Wanneer B.C.I.’s gaan vervellen zien ze nog minder dan normaal en kunnen ze daardoor agressiever of feller reageren.
- Gedrag jonge slangen: Veel jonge B.C.I.’s kunnen net na de geboorte agressief gedrag vertonen naar alles wat beweegt. Dit gedrag zal afnemen naarmate de slang ouder wordt. Wat hierbij helpt is het regelmatig hanteren van de slang. Doe dit rustig en met zorg en dit zal zijn vruchten afwerpen. Je kunt hier niet vroeg genoeg mee beginnen. Het is niet wenselijk dat de dieren agressief blijven reageren op hun omgeving naarmate ze ouder worden.
Huisvesting
- Grootte
- Over de grootte van de huisvesting wordt verschillend gedacht. Als stelregel wordt over het algemeen genomen:
- Hoogte = 2/3 lengte van de slang
- Lengte = 2/3 lengte van de slang
- Diepte = 1/3 lengte van de slang
- B.C.I.’s zijn over het algemeen goede klimmers en zullen veel gebruik maken van de takken en lianen die in het terrarium aanwezig zijn.
- Over de grootte van de huisvesting wordt verschillend gedacht. Als stelregel wordt over het algemeen genomen:
- Lampen
- Een B.C.I. heeft geen UV-licht nodig. Zij hebben voldoende aan een warmtebron. Dit kan zijn in de vorm van een warmtelamp (spot), warmtemat, warmtekabel of een heatpanel.
- Luchtvochtigheid
- De luchtvochtigheid dient tussen de 60% en 85% te zijn. Met name op het moment dat de slangen moeten vervellen is de luchtvochtigheid belangrijk om de “jas” in één keer goed uit te kunnen trekken.
- Temperatuur:
- De temperatuur in het verblijf moet variëren van +/- 26°C in het koude gedeelte tot zo’n 33°C onder de spot. In de winterperiode stelt men vaak de temperaturen lager in om zo een eventuele paring op gang te brengen. De temperaturen wisselen dan tussen de 23°C en 27°C. Dit temperatuurverschil tussen winter en zomerperiode wordt geleidelijk afgebouwd.
- Bodem:
- Er zijn verschillende mogelijkheden om als ondergrond te gebruiken, bijvoorbeeld: hennepvezel, schors, turf, cocopeat, beukensnippers en krantenpapier.
- Schuilplaatsen:
- De B.C.I. heeft de behoefte aan een plek om zich terug te kunnen trekken. Het creëren van een schuilplaats in het verblijf is daarom van belang.
Voeding
Stelregel voor voeren is dat de prooi 1,5 keer de dikte mag hebben van het dikste deel van de slang. De frequentie van voeren verschilt. Baby’s voer je wekelijks tot ze ongeveer een jaar oud zijn. Daarna kan je overgaan op de frequentie van voeren voor volwassen B.C.I’s.
Wat voor dieren je aanbiedt als voer kan verschillen. Meestal begint men met muizen gevolgd door ratten als de slangen groter worden en dus grotere prooien kunnen eten. Kuikens, cavia’s, gerbils en andere verscheidene kleine knaagdieren kunnen ook worden aangeboden. Echter kan een boa ook voorkeur krijgen als er verschillend voedsel wordt aangeboden. De kans bestaat dat hij dan bepaald voedsel gaat weigeren.
Voor onze mannen houden wij de frequentie aan van 1x per 4 weken in de zomerperiode en in de winterperiode 1x per 6 weken. Voor de vrouwen houden wij de frequentie aan van 1x per 2 weken in de zomerperiode en 1x per 4 weken in de winterperiode.
In de winter verlagen wij de temperatuur om de paring van de slangen op gang te krijgen. Omdat de temperatuur in de winter lager is in de terraria, de vertering van het voedsel daardoor minder snel gaat, passen wij de voerfrequentie aan.
Veel mannelijke B.C.I.’s eten in de paartijd niet. Dit is normaal en geeft aan dat het dier kweekrijp is. Ook zullen zwangere vrouwtjes soms voedsel weigeren. Voer zwangere dames die wel willen eten, maar iets minder groot voedsel dan normaal.
Voortplanting
Zwangerschap en geboorte
Alle boa’s zijn vivipaar, dit betekend levendbarend. Zij leggen geen eieren zoals bijvoorbeeld pythons. Wij verlagen de temperatuur in de winter, omdat dit de hoeveelheid rijpe follikels bij een vrouw en de hoeveelheid spermatozoïden bij een man bevordert. Ook hebben B.C.I.’s meer “zin” na een lange rustperiode. Echter is dit geen noodzaak gezien de B.C.I’s van nature geen winterrust nodig hebben. In hun natuurlijke habitat (rond de evenaar) kennen zij immers geen echte winterperiode.
Een B.C.I. moet vanzelfsprekend geslachtsrijp zijn wanneer men wil beginnen met kweken. Men spreekt weleens enkel over een bepaalde lengte dat een B.C.I. moet hebben om te kunnen kweken, maar dit geeft geen zekerheid en kan zelfs slecht zijn voor de vrouw. Als een vrouw te jong zwanger wordt dan is de kans aanwezig dat zij de zwangerschap niet overleeft, dode jongen werpt of complicaties krijgt na de zwangerschap.
Mannen zijn over het algemeen geslachtsrijp na het behalen van de leeftijd van 1,5 jaar en zo’n 110 cm. Vrouwen daarentegen na het behalen van de leeftijd van 3 jaar en een lengte van zo’n 180/200 cm. De voorkeur heeft om de vrouw te laten paren met een kleinere man. Wanneer de man groter is dan de vrouw dan kan dit stressvol zijn, waardoor de kans groter is dat de vrouw niet wil paren.
Paargedrag kun je waarnemen bij de B.C.I.’s.
Voordat ze gaan paren zal de man zigzaggend over de vrouw kruipen, over haar nek en hoofd schuren en beweegt met zijn sporen over de rug en de staart van de vrouw. Als de vrouw interesse heeft zal ze de staart een stukje optillen, waardoor de cloaca vrijkomt, zodat de man via de zijkant een van zijn twee hemipenissen in kan brengen. De paringsduur kan verschillen van enkele minuten tot enkele uren. Meestal vinden er meerdere paringen plaats in een paar dagen tijd.
Het aantal paringen en de paarpogingen nemen na een paar dagen af, waardoor het handig is om de man weer voor een paar dagen apart te huisvesten en opnieuw te introduceren. Vaak heeft dit een positieve invloed op het aantal paringen dat wordt waargenomen.
Na een aantal weken zal de bereidheid om te paren bij de man afnemen en geheel verdwijnen.
Als de paring is gelukt zal het vrouwtje ovuleren. Dit is meestal waar te nemen door een grote zwelling op ongeveer 2/3 van het lijf. Deze zwelling houdt meestal 24-48 uur aan.
Binnen +/- 3 weken na de ovulatie zal het vrouwtje vervellen, dit wordt ook wel de POS genoemd (pre ovulated shed). Als het vrouwtje deze vervelling heeft gehad kan je met enige zekerheid zeggen dat de slang zwanger is.
Na ongeveer 105 dagen geteld vanaf de POS, zal het dier bevallen van levende jongen (tussen de 15 en 60 jongen). Deze jongen zijn zo’n 30-45 centimeter lang.
De totale zwangerschap duurt ongeveer 123 dagen. Eventueel kunnen er ook onbevruchte eieren, genaamd slugs, bij zitten.
Een vrouwtje kan het sperma van de man in haar lichaam opslaan en zo de bevruchting uitstellen. Daarom worden jongen soms 10 maanden na de paring geboren.
De eerste tekenen dat de vrouw over niet al te lange tijd zal gaan bevallen is het opzoeken van een koelere plaats in het terrarium één tot drie weken voor het werpen van de jongen.
Eén tot zeven dagen voor de bevalling zal de vrouw onrustig worden en door het terrarium kruipen op zoek naar een goede plaats om haar jongen te werpen. Wanneer men een plastic bak in het verblijf plaatst zullen veel vrouwen hier gebruik van maken om in te bevallen.
Het makkelijkste is om een theedoek, handdoek of keukenrolpapier in de plastic bak te leggen. Dit houdt de jongen schoon en neemt het overtollige vocht op.
De jongen worden vaak in de nacht of vroege ochtend geworpen. Het is opvallend dat ze haar jongen vaak zal werpen als de barometer laag staat, wat overeen komt met slecht weer. Een verklaring zou hiervoor zijn dat de geur snel van de jongen afspoelt nadat ze zijn geboren, waardoor vijanden ze minden snel kunnen ontdekken.
Bevorderen voorplanting
- Het aantal lichturen per dag verminderen van ongeveer 15 naar 9 uur per dag. Dit kan je afbouwen in twee tot drie weken. Wanneer men geen gebruik van lampen maakt, maar het licht via een raam van buiten komt zullen de dieren hier in september al op kunnen reageren.
- Je kunt er voor kiezen om tijdens de paarperiode de temperatuur met 5 graden dag en nacht te verlagen gedurende de acht tot tien weken dat de lichten maar 9 uur per dag branden.
- Het beste is om een man bij een vrouw te zetten aan het begin van de cyclus (begin Oktober). Wanneer dit binnen drie dagen geen enkel effect heeft dan kan je de man weghalen en hem drie weken later herintroduceren. Dit kan in principe verschillende keren worden herhaald, totdat er wel een reactie plaatsvindt.
De geboorte van jongen
Na de geboorte
De jongen worden geboren in een vlies. Dit scheurt bij de geboorte.
Het kan zijn dat de dooierzak met de navelstreng aan een baby vast zit. Laat dit dan gewoon zitten. Dit zal hooguit na een aantal dagen vanzelf loslaten.
De jongen zullen 9 of 10 dagen na geboorte voor de eerste keer gaan vervellen. Hierna kan je proberen om de jongen te voeren.
Huisvesting
Jonge B.C.I. kun je het beste huisvesten in een curver (plastic bak).
De jonge dieren zullen het hierin ,over het algemeen, goed doen.
voordelen:
* Het is goed en makkelijk schoon te houden.
* De bak kan met de slang “meegroeien”, er zijn veel verschillende maten curvers.
* Curvers zijn over het algemeen niet erg prijzig.
* De temperatuur is goed te regelen.
Zorg voor keukenrol als ondergrond, een bakje water en een steen o.i.d. zodat ze goed kunnen vervellen (iets waar ze het vel aan kunnen haken om te kunnen vervellen).
De beste temperatuur om aan te houden is circa 30°C. Belangrijk is een goede luchtvochtigheid. Het keukenpapier een beetje natmaken is dan ook niet overbodig.
Voeding
Nadat de jongen de eerste keer zijn verveld kan je voedsel aanbieden. Voer ze wekelijks een babymuisje (pinkies). Dit kan zowel levend als bevroren zijn. Zorg bij bevroren muisjes ervoor dat ze ontdooit en warm zijn zodat de slang dit kan waarnemen. Meestal hapt de slang uit zichzelf toe. Gebeurd dit meerdere weken niet, dan kun je voorzichtig gaan dwangvoeren.
Geslachtsbepaling
Laat geslachtsbepaling altijd doen door een ervaren persoon! Wanneer dit niet op de juiste wijze wordt gedaan is de kans groot dat de slang wordt beschadigd.
Geslachtsbepaling bij pasgeboren B.C.I.’s kan worden gedaan door handmatig de hemipenissen naar buiten te drukken bij mannetjes. Deze methode wordt “poppen” genoemd.
Als extra zekerheid kunnen de vrouwtjes gecontroleerd worden met een peilstift of sonde. De stift wordt via de cloaca naar binnen gebracht. Bij een vrouwtje gaat de stift 2-4 subcaudale schubben* diep, bij jonge mannetjes 7-8 subcaudale schubben.
(* subcaudale schubben zijn de vergrote schalen aan de onderzijde van de staart bij slangen)
Doe dit nooit zelf, laat het over aan een professional.
Ziekten en aandoeningen
Hieronder worden een aantal van de meest voorkomende ziekten en aandoeningen omschreven die voor kunnen komen bij een B.C.I.
LET OP! De aangegeven ziekten en oplossingen zijn slechts richtlijnen en geven enkel een indicatie van het probleem of de oplossing! Bij twijfel of onzekerheid altijd naar een reptielenarts!
Parasieten:
Parasieten zijn kleine dieren die kunnen leven in het gehele spijsverteringsstelsel van de boa. Ze zijn niet met het blote oog te herkennen, maar als de slang symptomen van braken of vermageren begint te vertonen, zou je een mestonderzoek kunnen laten doen bij een reptielenarts. Deze arts geeft, als er parasieten zijn aangetroffen, het betreffende middel met de gebruiksaanwijzing mee.
Een aantal bekende boosdoeners zijn:
- Coccidia
- Amoeben & protozoën
- Nematoden
- Lintwormen
Salmonella
Verschijnselen van salmonella zijn bloederige diarree, gewichtsverlies, uitdroging en lusteloosheid.
Slechte vervelling:
Deze aandoening komt vaak voor door toedoen van een te lage luchtvochtigheid of een te grote hoeveelheid stress. Het vel is niet volledig meegekomen of is in veel kleine stukjes verveld. Je kan het oplossen door de slang een lauw badje te geven en daarna door een ruwe handdoek te laten glijden.
Braken:
Het uitbraken van de prooi. Dit kan komen door het voeren van een te grote prooi of door stress. Een andere reden voor het uitbraken van een prooi kan de aanwezigheid van parasieten of wormen zijn. Als de slang braakt, raden wij aan het terrarium goed schoon te maken en 2 weken te wachten met voeren bovenop de normale tijd tussen 2 voederbeurten. Mocht de slang nog een keer braken, adviseren wij een mestonderzoek door een reptielenarts te laten verrichten.
Schubrot:
Schubrot is letterlijk het rotten van de schubben. Dit komt vaak door té vochtige bodembedekking of een te hoge luchtvochtigheid. Als je merkt dat je slang schubrot heeft (door zachte schubben en soms stinkende schubben of vanwege een pusachtige substantie tussen de schubben), moet je er mee naar een reptielenarts.
Mondrot:
Mondrot is vergelijkbaar met schubrot, maar dan in de bek van de slang. Het is te herkennen aan belletjes die uit de bek van de slang komen en een zeer rood gehemelte.
Als mondrot in een ver gevorderd stadium is zie je wit/geel beslag in de bek van de slang. De slang zou zelfs een witte drab als ontlasting kunnen hebben wat erg geurend is. Dit komt van de slijmvliezen die zijn aangetast.
Het is te voorkomen door een goede luchtvochtigheid in je bak te hebben, ontlasting zo spoedig mogelijk te verwijderen en de bak regelmatig te reinigen.
Bij het constateren van mondrot gelijk naar de reptielenarts gaan voor een mestonderzoek en een antibioticakeur starten.
Mijten:
Je kunt mijt aan meerdere dingen herkennen, namelijk kleine zwarte puntjes op de slang, kleine zwarte puntjes die door de bak lopen en die stil in de waterbak zitten. De slang zal vrij onrustig door de bak bewegen, doorgaans erg lusteloos zijn en kan eten weigeren.
Mijt is niet te voorkomen en de nachtmerrie van elke slangenhouder, omdat ze de slangen goed ziek kunnen maken en het lastig is om ze weg te krijgen. Om de mijten te bestrijden kun je hondenshampoo met permetrine gebruiken. Er worden ook wel andere middelen genoemd zoals Biokill of Frontline. Deze middelen raden wij af. Het werkt echter wel, maar het is een zodanig sterk en giftig middel dat o.a. het zenuwstelsel van de slang aangetast kan worden als dit verkeerd wordt gebruikt. Om die reden zullen wij deze twee producten niet verder omschrijven.
Hondenshampoo
Dit is shampoo waar 1% permetrine in zit.
De shampoo verdunnen met water, het terrarium goed luchtdicht afsluiten en de shampoo in het terrarium spuiten. Terrarium goed laten luchten en drogen.
Een beetje shampoo op een stukje keukenrol of handdoek doen en de slang hier rustig mee insmeren. Let er goed op dat de bek en de ogen niet in aanraking komen met het bestrijdingsmiddel.
De slang in een goed afgesloten quarantainebak (curver) plaatsen (met voorkeur in een andere kamer dan waar het met mijt geïnfecteerde terrarium staat). Deze bak dient van tevoren met een mengsel van luizenshampoo en water schoongemaakt te zijn. Als er meerdere slangen besmet zijn, elke slang in een aparte bak in quarantaine houden.
De bak water de eerste dag uit het terrarium laten en de dagen daarna een kleine bak met water er in zetten waar de slang niet in past. Dit herhaal je in totaal 4 keer en om de 10 dagen.
Let erop dat je ook in de glasrail spuit, zodat terugkerende mijten ook in aanrakingen komen met het bestrijdingsmiddel.
Constipatie:
Constipatie is niets anders dan een poepverstopping in de endeldarm. Het is te herkennen aan een droge, korstige cloaca en het feit dat de slang niet poept. Het is vaak te wijten aan het voeren van te grote prooien of prooien met te dikke botten (zoals cavia’s). Ook kan een te lage luchtvochtigheid of een gebrek aan een waterbak die groot genoeg is leiden tot constipatie. Constipatie kan opgelost worden door het uitmasseren van de poep. Dit is zeer moeilijk en gevaarlijk voor de slang. Alleen aan te raden voor mensen met veel ervaring of anders door een dierenarts laten doen.
Inclusion Body Disease Virus (IBD):
IBD is een virusziekte bij boa-achtige slangen. Maar mogelijk zijn andere soorten slangen ook gevoelig voor deze ziekte. Het wordt vooralsnog voornamelijk bij boa’s en pythons gezien.
Er zijn typische symptomen van IBD. Boa’s hebben meestal klachten van braken en afvallen. Daarna kunnen er neurologische klachten ontstaan, zoals trillingen van het hoofd en verlamming van spieren (voor-achterste deel van de slang) met verminderd bewegen als gevolg. Later treden vaak secundaire bacteriële infecties van de longen, maag of huid op. In het eindstadium van de ziekte eten de dieren niet meer en drogen ze uit, krijgen ernstige neurologische klachten waarbij zich (bijna) niet meer kunnen corrigeren van een verkeerde houding. Uiteindelijk overlijden ze aan deze ziekte.
Het is nog niet helemaal duidelijk hoe de slangen deze ziekte kunnen oplopen, maar in ieder geval via direct contact. Eventueel kunnen parasieten zoals mijt een infectie van slang op slang veroorzaken. Het bevestigen van de ziekte is vaak moeizaam. Pathologie geeft meestal voldoende aanwijzingen om IBD aan te tonen als de oorzaak van de ziekte.
Er is vooralsnog geen behandeling voor IBD. Als je maar 1 dier hebt is ondersteunende therapie wel te overwegen, hoewel het dier uiteindelijk toch sterft. Wanneer het gaat om een grote collectie slangen is euthanasie met pathologie een betere overweging. Het belangrijkste is het voorkomen van de ziekte in de slangen populatie.
Normaal is een quarantaine van 3 maanden voldoende, maar in het geval van deze soorten slangen kan er beter een quarantaine van minimaal 6 maanden aangehouden worden en strikte hygiëne. Andere slangen kunnen deze ziekte bij zich dragen zonder dat ze zelf ziek worden. Ook deze slangen moeten dan minimal 6 maanden in quarantaine als er boa-achtige in de collectie zitten. Verder zou je door middel van bloedonderzoek en ontlastingsonderzoek aan het begin en eind van de quarantaine kunnen controleren of je slang gezond is, hoewel dit nooit helemaal sluitend is.
Maak kennis met BoaMorph
Voor uitgebreide informatie en vragen kunt u geheel vrijblijvend contact met ons opnemen. U kunt ons bellen maar wij willen ook gerust contact met u opnemen.
Vult u dan onderstaand uw gegevens in en wij nemen binnen 48 uur contact met u op.